De dode prooi, gadegeslagen Gehuld in koperkleurige klei Aanschouwen vuurrode ogen Stilzwevend het grondeloze spektakel Door honger gedreven Stort zij zichzelf neder Grove beenderen worden in de hemel getrokken En spatten vervolgs uiteen op de gloeiende rotsen De uitgespreide gruzelementen Verzadigen haar bottenlust Haar tocht komt kortstonds ten einde Wanneer het wantrouwen der mens Met een enkele pijl haar lichaam doorboord Zij die wit was maar roestig wilde zijn Kleurt langzaam bloedrood In het landschap van onherroepelijke tragedies