Vanuit de zee verscheen een land Metershoge ijsschotsen aan elke kant Deden Barentsz vermoeden Groenland te zien Maar achter deze schotsen, tellend in meters meer dan tien Lag een eiland verlaten, zonder menselijk leven Waar alleen de sterkste wezens het recht hadden om te overleven Het land gehuld in mist, het noorden door sneeuw bedekt Een wit landschap zonder bomen, eindeloos uitgestrekt De klippen vormden een ondoordringbare muur Maar zelfs dit aanzicht doofde niet het vuur Om te verkennen en op het onbekende af te gaan Een opening te vinden, en met sloep aan land te gaan De helft ging aan land, de andere helft bleef Aan boord het schip en zag hoe de sloep dreef Richting het mistige eiland met kleurloze klippen Uit angst kwam er geen woord over hun koude lippen Achter de rotsen die ondoordringbaar leken Lag een eindeloos landschap dat de bemanning deed verbleken Geen bomen, geen leven Buiten wat gras en de vogels die boven hun hoofden zweefden De kusten, waar eens walrussen lagen Waren nu stil, koud en leken haast verlaten De vogels verscholen zich hoog tussen de rotsen Waar zij nesten bouwden en neerkeken op de eindeloze ijsschotsen De derde dag op het eiland brak aan De mannen op het land waren plotseling uit hun waan; Het eiland leek minder stil en verlaten dan voorheen gedacht Toen ze iets zagen bewegen door het water met enorme kracht