Dat je alles ziet, alles ziet – wat zie je dan? Dat je alles ziet, alles ziet – wat zie je dan? Heb je die kuil gezien? Heb je gezien wat daar lag? Grijpend nog naar wat men liefhad, creperend in de drab? Dat je alles hoort, alles hoort – wat hoor je dan? Dat je alles hoort, alles hoort – wat hoor je dan? Heb je die schreeuw gehoord? De dieren verstijfden ervan. De hemel werd uiteengereten voor jouw hulp die maar niet kwam. Ze denken dat je bent gaan lopen toen je eenmaal zag Wat er aan troep lag op de hopen puin van iedere dag. En vluchtend voor je eigen onheil bent opgegaan in rook. Ja, dat denk ik ook. Dat je alles weet, alles weet – wat weet je dan? Dat je alles weet, alles weet – wat weet je dan? Weet je hoe het hier is, vraag je je dat wel eens af? Iedereen is in verwarring en vreet zich naar het graf. Dat je ooit weer komt, ooit weer komt – wanneer kom je dan? Dat je ooit weer komt, ooit weer komt – wanneer kom je dan? Vergeet je masker niet, we nemen je mee naar het bal. Als ze niet aan het zooien zijn hier, is het carnaval.