Opeens een slag: nog klappen wieken boven Het wankelend meisje, dijen worden zwart Gestreeld door vliezen, bek om nek geschoven Hij houdt haar weerloos hart tegen zijn hart Hoe kunnen die verschrikte vingers vaag De veren pracht slaan van haar dij die zwicht? En hoe zou vlees onder dit wit gevlaag De vreemde hartslag voelen waar het ligt Een lendensiddering wekt daar als vrucht De wal in puin, toren en tin vol rook En Agamemnon dood. Zo opgepakt Zo overmand door t brute bloed der lucht, Verkreeg zij met zijn kracht zijn kennis ook, Eer zij de achteloze bek ontzakt.