Aan ons voordeur lag een mat Ooit als cadeau gekregen Er stond welkom opgedrukt Om uw voeten aan te vegen M'n ma zei: 'Luister jongen, klop die voordeurmat eens uit' Ik vroeg: 'waar?' En zei zij: 'daar tegen die boom met dat rot fruit' 'K Sloeg de mat tegen de stam En liet het stof maar stuiven Ineens stond daar een man Met zijn hand naar mij te wuiven Hij droeg een slonzig kleed En riep naar mij: 'oe ist?' Ik bloosde naar mijn schoen En zei dat ik het niet wist Hij had ogen 'lik' olijven En zijn vel leek gekonfijt Hij vroeg: 'mag ik hier blijven?' Ik zei: 'ik weet niet wie gij zijt' Toen riep m'n ma: 'kom hier En praat niet met die luis Hij komt alleen maar bedelen Of iets stelen uit ons huis' Ik haastte me naar binnen En kroop onder het tapijt M'n ma zei: 'houdt u stil Want hij staat daar nog altijd.' Ze trok de deuren in het slot En de gordijnen voor de ruiten Ik zei: 'oei, ma, ons matje Met welkom ligt nog buiten' Zo hebben wij daar gezeten Een uur kroop kroop traag voorbij M'n ma achter de zetel En ik onder het tapijt De man is weggegaan En heeft nog eens gezwaaid Hij heeft niets meegenomen Alleen ons matje omgedraaid