De diepte, rondom ons, ontstoken, Onze trillende stemmen verzengen: "Zullen wij hieruit drinken, bijeen?" Spiedend naar de put, die rokend oplicht. "Noem dit alles, Of noem dit Niets, Maar ik heb iets Gevoeld, En jij hebt iets Gevoeld. Deze witte nacht; De heiland is een van ons Geworden. Dit is geen gerucht!" Onze daaropvolgende commotie. De maalstroom met zijn melodie, Spuugde ons uit. We vielen horizontaal En getuigden Van dit werelds' schandaal. De diepte, vanbinnen, omgekeerd, Waar onze stemmen nu galmend suizen. Om daar lavend uit te putten, wij, Blikkend om ons heen – buiten en alleen.