Luisterend naar ruit en straat, Strekt zich rap een leidraad uit. De nachtelijke pauw, versmallend, Stapvoets over straatsteen schallend. Zwaar. Gedrogeerd. Door groei bevangen. De geur van blauw hangt in haar spoor. Krijgt stijgend vorm. Speelt tonen voor. Een lijflied van Extern verlangen. Louche klanken klinken koosjer In het gloren van haar maan. Temidden deze stroomversnelling Zwellen dissonanten aan. Neemmeeropenhoudhetbinnenbenjetochnooitzekervande dingenalsjijhetnietdaneenanderwellesnietestochhetgezicht latenzienvoordevormensprekenwelsteedsluiderofbenikhet Vingers vinden ondersteuning. Acuut gestopt. Het hoofd omlaag. Al lachend lossend, glazuur oplossend; Verlossing middels nederlaag. Wat rest is zowaar iets anders.