1. Al boven door het vensterken Daar lag een meisken fijn. Stil weg kwam daar een mulder aan: "Zeg meisken, wilt gij mij?" - "O, gij mulder wit bemeeld, Gij die iedereen besteelt, Gij zult mijne man niet zijn, Mijne man zult gij niet zijn". Bom! Bom! 2. Al boven door het vensterken Daar lag een meisken fijn. Daarna kwam daar een slachter aan: "Zeg meisken, wilt gij mij?" - "O, gij slachter rood van bloed, Gij die alle moorden doet, Gij zult... 3. Al boven door het vensterken Daar lag een meisken fijn En nu kwam daar een smid gegaan: "Zeg meisken, wilt hij mij?" - "O, gij smid met uw zwart vel, Ga naar huis, wast u eerst wel, Gij zult... 4. Al boven door het vensterken Daar lag een meisken fijn. En fier kwam daar een studax aan: "Zeg meisken, wilt gij mij?" - "Studax lief, met veel plezier, Kom maar binnen, rap langs hier. Gij zult wel de mijne zijn. De mijne zult gij zijn". Bom! Bom!