Mijn Heer, u bent de generaties door Een vaste plek voor ons. En u bent God geweest Vanaf het begin af aan. En nog daarvoor. U noemt ons stof en wij geven de geest. Wij zijn maar mensen, Heer, en duizend jaar is als Een uur voor u; wij zijn er zo geweest. U veegt de mensen weg. Wij zijn als gras Dat 's ochtends groen de grond uit komt en dan vergeelt: Een droom. En wie houdt ooit zijn dromen vast? Uw woede is teveel voor ons. U laat Iedereen zien wat wij verkeerd hebben gedaan: Alles komt uit en alles ligt op straat. Uw woede maakt er straks een einde aan: Zeventig, tachtig jaar, meer niet. Dit is de vraag: Hoe pijnlijk snel verslijt hier ons bestaan? Wie weet hoe groot uw woede is, vandaag? Wie kan die storm doorstaan? Leer ons begrijpen, Heer, dat u het bent die onze dagen telt. Wanneer wordt woede medelijden, Heer? Wij horen toch bij u? Laat ons uw liefde zien Dan zingen wij ons lied voor u, steeds weer. De pijn heeft lang genoeg geduurd. Wilt u misschien Na al die tijd verdriet iets heerlijks voor ons doen? Laat ons voortaan uw grote goedheid zien. Hou van ons, Heer, want dan komt alles goed: Wat wij ook aanraken, wat wij beginnen, God. Hou van ons, Heer, want dan komt alles goed.