Kishore Kumar Hits

Psalmen voor Nu - Psalm 106 - Telkens de mensen altijd God текст песни

Исполнитель: Psalmen voor Nu

альбом: Mooie droom


Alle eer aan God!
Een lied voor de HEER omdat hij voor ons zorgt,
Hij gaat met ons mee, laat ons nooit in de steek.
Wij komen voor wat hij doet woorden te kort.
Geluk lacht je toe wanneer je zuiver leeft.
Denk aan mij, HEER,
Wanneer u kijkt naar het volk van uw hart.
HEER, ik bid u,
Gun mij een plaats bij het volk van uw hart.
Het zit in ons bloed: wij doen niet wat God wil.
Wij blijven maar blind voor wat God voor ons doet.
Het land van de Nijl heeft het ons laten zien:
Al eeuwen geleden zat zijn volk hem dwars.
Hij hield zijn belofte, bevrijdde zijn volk.
Het water moest wijken, de Rietzee viel droog.
Hij haalde zijn mensen uit Farao's klauw.
Die haalde ze neer, maar God trok hen omhoog.
Al het water
Golfde terug en de vijand verdronk.
De soldaten
Wilden hen doden,
Maar kwamen zelf om.
Een prachtige toekomst, een schitterend land
Had God hun beloofd, zij vertrouwden hem niet.
In hun tenten
Ging het gezeur onophoudelijk door.
Van wat God zei,
Drong ondertussen geen woord tot ze door.
Daarom liet de HEER toen zijn mensen maar los:
Ze mochten verwaaien, daar in de woestijn.
Zinloos, naamloos
Moesten hun kinderen voortaan bestaan;
Doelloos, godloos,
Enkel maar leven om weer te vergaan.
Soms wisten ze weer: wat de HEER zegt, is waar;
Zij zongen hem lof toe, maar niet lang daarna
Was alles vergeten, ze klaagden maar raak
En hadden geen boodschap aan God en zijn plan.
Ze zeurden om eten, hun buik werd hun god.
Zij vraten zich vol met het vlees dat God gaf.
En toch liep het volk tegen Mozes te hoop
En tegen zijn broer. En toen was God het zat.
Aarde scheurde,
Werd voor Abiram en Datan een graf.
In een vuurzee
Werden hun aanhangers leven verbrand.
Ze maakten daarna bij de Horeb een beeld,
Het beeld van een stierkalf, een ding van metaal.
Daar knielden ze neer, voor een gras vretend dier,
Het beeld van zo'n beest. Alsof God niet bestond.
Ze dachten niet meer aan hun reddende God
Die Farao toonde hoe machtig hij was.
God had aan Egypte zijn macht laten zien,
Maar Gods eigen volk vergat hoe sterk hij was.
God werd woedend:
Een volk als dit had geen recht van bestaan.
Mozes smeekte
En God besloot toch weer verder te gaan.
Een prachtige toekomst, een schitterend land
Had God hun beloofd, zij vertrouwden hem niet.
In hun tenten
Ging het gezeur onophoudelijk door.
Van wat God zei,
Drong ondertussen geen woord tot ze door.
Daarom liet de HEER toen zijn mensen maar los:
Ze mochten verwaaien, daar in de woestijn.
Zinloos, naamloos
Moesten hun kinderen voortaan bestaan;
Doelloos, godloos,
Enkel maar leven om weer te vergaan.
Toen werd één of andere Baäl hun god.
Zij aten van vlees voor een god die niet leeft.
Zo tergden de mensen hun levende God
En zo kreeg de dood ze weer eens in zijn greep.
Maar Pinechas maakte een eind aan de ramp,
Hij zag het verkeerd gaan: meteen greep hij in.
Door trouw van één mens bleef God trouw aan zijn plan,
Besloot hij met Israël weer door te gaan.
Al dat klagen:
Mozes werd woedend, hij was het zo zat;
Hij versprak zich,
Haalde de woede van God op zijn hals.
Zij roeiden de andere volken niet uit.
God had dat bevolen. Zij deden het niet.
Zij hebben zich zelfs met die mensen vermengd,
Hun goden vereerd, hun daden nageaapt.
Zo raakten zij vast in een wurgende strik:
Zij gaven hun goden in alles hun zin,
Zij offerden afgoden hun eigen kind,
Hun zonen en dochters, hun bloedeigen bloed!
Wat een schande!
Smerige mensen, verziekt, zonder hart.
En de aarde?
Een poel van drek werd zijn prachtige land.
Een prachtige toekomst, een schitterend land
Had God hun beloofd, zij vertrouwden hem niet.
In hun tenten
Ging het gezeur onophoudelijk door.
Van wat God zei,
Drong ondertussen geen woord tot ze door.
Daarom liet de HEER toen zijn mensen maar los:
Ze mochten verwaaien, daar in de woestijn.
Zinloos, naamloos
Moesten hun kinderen voortaan bestaan;
Doelloos, godloos,
Enkel maar leven om weer te vergaan.
De HEER was het zat, hij verachtte zij volk.
Hij liet in zijn woede de vijand begaan.
Opnieuw werden vreemden de baas van het volk.
Dat werd onderdrukt, kon bijna niet bestaan.
Maar elke keer weer keek God om naar zijn volk,
Dat altijd zo koppig was, zo eigenwijs.
Hij zag hun ellende, had oog voor hun nood.
Hij kon het niet aanzien en weer kreeg hij spijt.
Dit was zijn volk,
Volk van belofte en volk van zijn hart.
Door Gods liefde
Was zelfs de vijand begaan met hun lot.
U bent onze God, hoor ons aan, maak ons vrij.
Wij leven verstrooid, brengt u ons bij elkaar
Zodat onze stemmen één lied kunnen zijn,
Een loflied voor u die met ons door wilt gaan.
HEER, ik dank u,
Dank u dat u God van Israël bent.
Alle tijden
Heeft u gegeven, houdt u in stand.
Iedereen weet
Dat u de HEER bent. Wij zingen u toe,
Zeggen amen,
Amen op alles wat u deed en doet.
Alle eer aan God.

Поcмотреть все песни артиста

Другие альбомы исполнителя

Похожие исполнители

Sela

Исполнитель