Heb jij wel eens gehoord van grote zeeduivels en haaien,
Zwarte weduwen en ratten in 't vooronder?
Ik ken mensen die veel enger zijn dan zeeduivels of haaien
En ratten zijn voor mij ook niet bijzonder.
En hoorde jij de storm ooit als ie door de touwen fluit
En weet jij wel zeeziek is? Je kotst je darmen uit.
Het zout snijdt in je ogen als twee dolken als de maan gewurgd wordt door de wolken.
Jongen blijf toch hier, want de zee zingt zoete liedjes!
Maar is bitter als je eerste slokje bier.
We hebben niet dit,
We hebben niet dat,
We hebben geen dak,
We hebben geen bad,
We hebben geen vader en geen moeder en geen bed.
Laat de oceaan maar in mijn ogen kwatten,
Ik word vanzelf wel vriendjes met de ratten.
Ik slaap wel op jutten zakken samen met de kakkerlakken.
Daaraan ben ik wel gewend.
Alles beter dan een leven, dat ik hier steeds heb gekend!
Holladie,
Holladia,
Ik ben koning Kruimeltje I.
Laat de storm maar komen, ik zal lachen en hoe!
Ik ga naar Amerika ga naar mijn vader toe.
En de meeuwen die nog rovers waren hier boven de haven,
Staan als sterren boven zee.
En de Poolster wijst het noorden
En we varen naar het westen
En mijn hond vaart met me mee!
We hebben niet dit,
We hebben niet dat,
We hebben geen dak,
We hebben geen bad,
We hebben geen vader en geen moeder en geen bed.
Maar er is altijd wel een plekkie voor een schoffie in de stad,
Anders slapen wij gewoon in onze pet.
Laat de storm maar komen, ik zal lachen en hoe.
Ik ga naar Amerika ga naar mijn vader toe.
En de meeuwen die nog rovers waren hier boven de haven,
Staan als sterren boven zee.
En de Poolster wijst het noorden
En we varen naar het westen
En mijn hond vaart met me mee!
We hebben niet dit,
We hebben niet dat,
We hebben geen dak,
We hebben geen bad,
We hebben geen vader en geen moeder en geen bed.
Maar er is altijd wel een plekkie voor een schoffie in de stad,
Anders slapen wij gewoon in onze pet.
Ik heb niks, ik ben van niemand.
Ik ben vrij, raak nooit iets kwijt.
Wie niets heeft kan niets verliezen,
Wie niets heeft die wint altijd.
En mijn hond is niet van mij
En ik ben niet van mijn hond.
Maar we gaan wel altijd samen heel de halve wereld rond.
De stad, de straat,
De haven en de maan.
Ja die zijn van mij, opzij, want Kruimeltje komt eraan.
En ook nog de zon, de zee en heel Amerika.
We hebben niet dit,
We hebben niet dat,
We hebben geen dak,
We hebben geen bad,
We hebben geen vader en geen moeder en geen bed.
Maar er is altijd wel een plekkie voor een schoffie in de stad,
Anders slapen wij gewoon in,
Dan slapen wij gewoon in,
Dan slapen wij gewoon in onze pet.
Dan slapen wij gewoon in onze pet!