Ik zag mijn vader achter glas In witte tropenkleren Ik vroeg hem hoe het vroeger was Toen hij nog vrouwenjager was Zoals zovele tropenheren Onder de palmen van Soerabaja De groene dreven van Bandoeng De geur van de Djeroek Peroet Maar hij zweeg Zoals hij altijd had gezwegen En hij zweeg voorgoed Ik zag mijn moeder achter glas Als kleine witte vlinder Ik vroeg haar hoe het vroeger was Toen zij een jonge moeder was Nog door geen angst gehinderd Aan het strand van Soerabaja De koele tuinen van Bandoeng Het geluid van de Perkoetoet Maar zij zweeg Liever had ze niet gezwegen Maar zij zweeg voorgoed ♪ Ik zie mezelf achter glas Als oude grijze jongen Ik weet niet hoe het vroeger was Toen ik nog pasgeboren was Mijn leven onbezongen Onder het bloed van Batavia De hongerdood van Tjideng Buigend in de jappengroet Waar mijn moeder zweeg Waar mijn vader zweeg Omdat zij wel moesten zwijgen En sindsdien hebben gezwegen