De lente zoekt mijn arme straat, maar heeft verkeerd gekozen Er staat geen wilg en geen plataan, geen tulp en geen gazon Maar achter glas staat schaamteloos de vaas met plastic rozen Die groeien zonder lente, ook als 't moet zelfs op beton De lente zoekt mijn arme straat, maar zal er in verdwalen Er groeit geen struik, geen boterbloem die zich hier plukken laat En zelfs al zou ze radeloos de Duivel er voor halen Dan groeide er nog geen onkruid in mijn machteloze straat ♪ De lente zoekt mijn arme straat, maar vindt er slechts de scherven Van het ijs dat nauwelijks ontdooit voor de zon verborgen mag Hoe mooi klonk het in Brel z'n lied? Het zo moeilijk sterven Als het lente is, maar niet voor wat nog nooit een lente zag ♪ De lente vindt mijn arme straat, maar kan er niets beginnen Het groene mos dat schaduw zoekt, houdt nog wat evenwicht Nou gaat ze moe en moedeloos een bloemenwinkel binnen Waar elke snijbloem troosteloos een klap is in 't gezicht De lente in een kille straat kan nooit op lente lijken Zolang het grauw en koud beton slechts minachting verraadt Of wel, moet ik –ik weet het niet– met andere ogen kijken? Die meer de kleur van 't leven zien, en verder dan m'n straat Mijn arme straat