Ach Rosalie, ach Rosalie, ach Rosalie mijnen bon amie En die handjes glngen van klappe, klappe, klap En die voetjes gingen van takke, takke, tak En dat pluimken op den hoed, den sabel aan de zij En hij zei mijn zoetste wat wilde gij van mij En we waren daar met zessen en wij kwamen aan 't Rabot, En we vochten met de messen maar zij staken ons in 't kot Ach Rosalie, ach Rosalie, ach Rosalie mijnen bon amie