Hij stond al uren van tevoren Te wachten bij de watertoren Zijn haar lag als een nette deken De kreukels uit zijn das gestreken En door zijn hoofd maalt steeds het lied Komt ze wel, of komt ze niet? Gelaten staat hij zo al uren Naar de lege weg te turen En net als hij naar huis wil gaan Beweegt er iets, en o, daar komt ze aan En in zijn hoofd klinkt het dan zacht 'K Heb niet voor niets op haar gewacht (Woe-hoe-hoe-hoe) twee harten Twee harten Eens per jaar dicht bij elkaar Twee harten Twee harten aan de oever van de Lek Op de afgesproken plek Ze komen elke lente hier Bij de bocht van de rivier Op hetzelfde uur van dezelfde dag Waarvan niks of niemand weten mag Onder diezelfde lentezon Waar het allemaal begon (Hmm-mm-mm-mm) twee harten Twee harten Eens per jaar dicht bij elkaar Twee harten Twee harten aan de oever van de Lek Op de afgesproken plek De avond glijdt stil in de nacht Hij streelt haar haar, en hij kust haar zacht Ze zijn nu in het paradijs, maar Dan moet zij naar huis ♪ Tot op die dag, ze kwam niet meer Maar hij bleef komen, telkens weer Eerst nog hoopvol, dan verloren En altijd onder die watertoren En door zijn hoofd klinkt nog het lied Komt ze wel, of komt ze niet? (Wo-ho-ho-ho) twee harten Twee harten Komen nooit meer bij elkaar Hij wacht er Hij wacht er, aan de oever van de Lek Op de afgesproken plek