01 – Op het leven Wie heeft er dorst, Wie wil er wat drinken? Op de thuiskomst willen wij klinken. De havenkroeg is heel dichtbij, Ze hebben nog een plaatsje vrij voor ons, voor ons alleen. Onze vrouwen zijn ons vooruit gegaan. Ze zingen, springen laten zich heerlijk gaan. Samen heffen wij het glas op nu en hoe het Vroeger was, het gaat ons goed, een zeemanstoost. Iedereen zingt keihard proost! Op het leven en de liefde. Op de vrijheid en de dood. Elke zeeman wil wat drinken na een lange reis. Alle glazen hoog! Alle glazen hoog, ooh. Alle glazen hoog, ooh. Alle glazen hoog, ooh. Alle glazen hoog, ooh. Er hangen foto's hier van ons eerste Schip. Een tragedie want het liep op een klip. Iedereen was in mineur, De averij en het gezeur. Maar het verdween, in de oceaan. Maar we zingen toch spontaan. Op het leven en de liefde. Op de vrijheid en de dood. Elke zeeman wil wat drinken na een lange reis. Alle glazen hoog! Alle glazen hoog, ooh. Alle glazen hoog, ooh. Alle glazen hoog, ooh. Alle glazen hoog, ooh. Op het leven en de liefde. Op de vrijheid en de dood. Elke zeeman is kapot na een lange reis. Alle glazen hoog! Op het leven en de liefde. Op de vrijheid en de dood. Elke zeeman wil wat drinken na een lange reis. Alle glazen hoog! Op het leven (op het leven) en de liefde (en de liefde). Op de vrijheid (op de vrijheid) en de dood (en de dood). Elke zeeman wil wat drinken na een lange reis. Alle glazen hoog! Alle glazen hoog, ooh. Alle glazen hoog, ooh. Alle glazen hoog, ooh. Alle glazen hoog, ooh.