Vlakbij de kaai staan veel ou kafeekes Smerig en vuil, bouwvallig en vies Achter die vensters, d'r zitten kadeekes En een van die gastjes die heet zwarte Lies Zwarte Liza is een travestiet Maar niemand, nee niemand, die daar iet van ziet Zwarte Liza is een travestiet Maar niemand, nee niemand die daar iet van ziet Dat had em ineens oep nen avond gekregen Want vroeger dan was em lak ik en lak gij Of anders dan had em dat altijd verzwegen En was em dien avond de wanhoop nabij Zwarte Liza is een travestiet Maar niemand, nee niemand, die daar iet van ziet Zwarte Liza is een travestiet Maar niemand, nee niemand die daar iet van ziet Ze kreeg nog ne klent, maar da was ne rare Want die vond de klepel, zij was ne menier Ze zei da's toch nikske, maar hij had bezwaren Hij pakte zijn mes, en zij had niks ni meer Zwarte Liza was een travestiet Maar niemand, nee niemand, die haar ooit nog ziet Zwarte Liza was een travestiet Maar niemand, nee niemand heeft voor haar geschreeuwd